Johan Plomp over de 'knuffelfactor' - interview

Johan Plomp, dirigent Jong Metropole

15-09-2018
“Je krijgt enorm veel kansen als je jong bent. Maar dat realiseer je je pas veel later”. Dirigent Johan Plomp stond dit jaar, naast Vince Mendoza, voor Jong Metropole. Een interview over talent, de ‘knuffelfactor’ en wat er nodig is om het te gaan maken in de muziek.

Volg Jong Metropole: < TERUG   VERDER>
NAAR ALLE BERICHTEN >


Tijdens de laatste Keep an Eye Masterclass kregen jonge muzikanten wijze lessen van ‘oude rotten in het vak’ Wende Snijders en Benjamin Herman. Wat had jij graag gehoord toen je nog op het Conservatorium zat?
“Ik ben van de generatie van Benjamin. In onze tijd was er veel aandacht voor de ambachtelijke kant van het vak. Carrière was in die tijd een vies woord. Dat moest je vooral niet al te serieus nemen. Maar het heeft ook met leeftijd te maken. Je krijgt zo veel kansen als je jong bent. Tot je dertigste heb je nog de ‘knuffelfactor’. Ik had toen graag gehad dat iemand zei: je hebt tien jaar om een plek te verwerven, zorg dat je jezelf voor die tijd gepositioneerd hebt. Maar ik moet ook eerlijk bekennen dat ik in die tijd niet ontvankelijk was voor goed bedoelde adviezen. Pas tien jaar later denk je: had ik maar geluisterd. Je moet een tijdje rondlopen om dat te beseffen.”

Wat heb je, naast talent, nog meer nodig om ver te komen?
“Je hebt eigenlijk een breed pakket aan talenten nodig. Uiteraard moet je muzikaal zijn, motorisch handig, je moet een gehoor hebben waar je wat mee kan. Maar het gaat ook om het ontwikkelen van een artistieke visie. Met mensen om kunnen gaan. In een groep kunnen functioneren. Dingen goed regelen, zakelijk. Als je dat niet kan wordt het wel ingewikkeld.”

De muzikanten van Jong Metropole zijn allemaal jonge honden, is dat anders dan het dirigeren van een orkest dat al een tijdje in het vak zit?
“Bij Jong Metropole heb je er naast dirigeren een klus bij: lesgeven. Je legt meer uit. Bij professionele muzikanten moet je voorzichtiger zijn. Maar ik wou wel eens dat ik tegen de professionele muzikanten net zo zou kunnen praten als tegen studenten.”

Kun je bepaalde talenten er nu al uitpikken of is dat lastig?

Wat is het verschil voor ons, voor het publiek? 
“Het ontzettend leuke aan Jong Metropole is de energie die twintigers hebben. Ze hebben iets heel eigens. Dat zie je, hoor en voel je.”

Vince Mendoza dirigeerde de eerste JM concerten. Jij zei: iedere dirigent drukt zijn stempel op een orkest. Wat maakt hem zo bijzonder? 
“Hij is een fenomenaal dirigent en componist. Vince heeft een fantastisch overzicht en kan een orkest geweldig laten klinken. De manier waarop hij dat doet is heel bijzonder. Alles doet ertoe, elke noot is belangrijk. Vaak hoor je uit welke hoek een dirigent/componist komt. Dat is een bigbandjongen of iemand uit de klassieke hoek. Maar Vince heeft echt een stijl ontwikkeld waarbij hij het hele orkest benut. Je herkent het gelijk. Zijn muziek is zeker niet makkelijk, maar altijd dankbaar. Soms moet je lang oefenen op iets moeilijks en als je het speelt voel je de muzikale urgentie niet, maar bij Vince zijn muziek voel je dat elke noot ertoe doet en zo had moeten zijn. Dan zit je in dat orkest, je hoort het effect en denkt: Wow, dát is de moeite waard. En daar heb je dan maar mooi aan bijgedragen.”

Wat is het verschil tussen jullie? 
“Ik kan in de basis dingen heel goed uitleggen. Ik heb de eerste dagen met het orkest gespeeld. Dus met Vince konden ze meteen aan de slag. Iedere dirigent heeft een eigen accent. Dat verschil zit bijvoorbeeld in de energie en de spanningsboog. Het is heel subtiel maar als je de stukken naast elkaar legt hoor je het verschil tussen de uitvoeringen.”

Kun je bepaalde talenten er nu al uitpikken of is dat lastig? 
“Meteen. Als je voor zo’n orkest staat heb je dat gelijk door. Het heeft met heel goed spelen te maken, heel snel verwerken, de muziek altijd twee stappen voor zijn. Je ziet zo iemand denken: Ja, ik heb het. Tim Hennekens (winnaar van de Keep an Eye Outstanding Talent Award) is zo iemand met een enorm muzikaal talent, je voelt het gelijk. In de groep is hij heel bescheiden en denkt nooit: oh dat speel ik wel even. Hij is nederig naar de muziek toe. Maar als hij gaat spelen is hij heel beslissend. Dan zet hij echt iets neer. Zo’n gast gaat heel ver komen.”

Ander ding: toen ik studeerde was alles overzichtelijker

 Hoe komt het dat deze generatie jazzmuzikanten zo goed is? 
“Het gemiddelde technisch niveau van studenten, zowel instrumenteel als muziektheoretisch, is veel hoger dan in mijn tijd. Dat heeft te maken met de evolutie van het jazzonderwijs. Toen ik begon bestond jazzonderwijs 10 jaar. De mensen waar ik les van kreeg waren autodidacten. Ander ding: toen ik studeerde was alles overzichtelijker. Er was 60 jaar jazzhistorie. Wij kozen tussen hardbop of bebop. Nu is er 90 jaar jazzhistorie. Er zijn ontzettend veel stijlen bijgekomen. Het is allemaal diffuser. Ik kocht een plaat en dan moest ik weer 2 weken sparen voor een nieuwe plaat. Nu heb je alle muziek met een druk op de knop tot je beschikking. Het was vroeger simpeler, maar niet beter.”

Wat maakt jou een goede dirigent? 
“Dat moet je eigenlijk aan het orkest vragen. Je moet de muziek doorgronden. Vince zei eens: Je moet elk stuk kennen alsof je het zelf geschreven hebt. Dat vergt enorm veel toewijding. Bij het Metropole Orkest en Jong Metropole wordt relatief veel nieuwe muziek gespeeld. Je moet snel kunnen handelen of ingrijpen. Maar dirigeren is vooral ook: de energie van het stuk en de groep kunnen voelen. Weten wanneer je boos moet weglopen of juist een grap moet maken.”

Sta je als dirigent boven het orkest? 
“Het gaat mis als een dirigent zich beter voelt dan de muzikanten. De muzikanten van het ‘volwassen’ Metropole Orkest spelen een muziekstijl vaker en langer dan ik. Ik hou het overzicht, zorg samen met de muzikanten dat alle losse partijen samenkomen. Het is een taakverdeling. Alleen als dirigent ben je uiteindelijk verantwoordelijk en neem je de beslissingen, maar dat maakt me zeker niet belangrijker dan de rest. Het gaat om het gevoel dat je met z’n allen tot het uiterste wil gaan.”