Volg BlogSpot:
< VORIG BLOG VOLGEND BLOG >
Naar de index van alle blogs >
Mensen luisteren binnen ‘de popmuziek’ eigenlijk zonder dat ze het weten naar een zeer breed scala aan uiteenlopende genres. Waar bijvoorbeeld vroeger nog onderscheid bestond tussen hip-hop en popmuziek, lijkt die grens te vervagen en zie je in de top 40 heel veel rappers staan. Binnen de popwereld is dus een enorme verscheidenheid. Maar wanneer je de gemiddelde radioluisteraar of streaming-fanaat vraagt naar hun favoriete jazzplaat, luidt het antwoord veelal: ‘O jazz! Nee, daar luister ik niet naar.’ ‘Daar weet ik te weinig van af.’ Of: ‘Dat is toch van die zenuwachtige muziek?’ Er lijkt dus een grens te bestaan tussen pop en jazz. Terwijl jazz in het begin van de 20ste eeuw de popmuziek van die tijd was! (Je zou misschien zelfs kunnen zeggen dat jazz de tegengestelde ontwikkeling heeft doorgemaakt van hip-hop.)
De ‘popsterren’ van de jaren ‘30 en ‘40 waren Benny Goodman op zijn klarinet en Frank Sinatra met zijn zwoele stem. Maar hun muziek (en kledingkeus) komt nou niet bepaald overeen met dat van hedendaagse sterren zoals Lady Gaga en Bruno Mars.
Dus dát er iets veranderd is, is duidelijk. Maar wanneer en hoe heeft die verschuiving dan plaatsgevonden? En waarom werd er vanaf een bepaald moment onderscheid gemaakt tussen de twee genres? En wat ís dat verschil dan precies? Gelukkig hoef ik me niet te wagen aan het beantwoorden van die vragen.
Wat ik wel ga proberen is om een inkijkje te geven in hoe die twee werelden gedurende de jaren toch verbonden zijn gebleven, door middel van een aantal grote jazz namen die zich (nog steeds) graag laten zien in de popwereld.
Saxofonist Branford Marsalis is een begrip in de internationale jazzscene. Hij is onder meer bekend als leider van het Branford Marsalis Quartet en begon zijn carrière, samen met zijn eveneens zeer bekende broer Wynton Marsalis op trompet, bij de wereldberoemde drummer en bandleider Art Blakey. Laatstgenoemde was leider van The Jazz Messengers, en hij had het grote talent om groot talent op een vroeg tijdstip in hun carrières aan zich te binden.
Net zoals zijn broer Wynton, heeft Branford een zeer brede muzieksmaak. Hij speelt vaak klassieke muziek (waaronder op het album Creation , dat hij opnam met Orpheus Chamber Orchestra), was bandleider van de band die de muziek verzorgde bij The Tonight Show With Jay Leno en richtte in 1994 de pop/jazz cross-over band Buckshot LeFonque op, waar hij samenwerkte met onder andere DJ Premier.
Maar misschien kent het grote publiek hem vooral van zijn samenwerking met zanger en bassist Sting. Marsalis en hij werkten nauw samen voor een periode van bijna 14 jaar en dit leverde onder andere misschien wel een van de bekendste saxofoonsolo's ooit op: die op het nummer ‘Englishman in New York’ van Sting’s album ‘The Dream of the Blue Turtles’ uit 1987 . Deze solo heeft een prominente plek in het stuk - en is onmiskenbaar een jazz solo! Want veel andere saxofoonsolo’s - denk aan Careless Whisper van George Michael, Baker Street van Gerry Rafferty of Born to Run van Bruce Springsteen - waren dat voornamelijk pop solo’s en zijn solo’s die meer geïnspireerd zijn op het jazz-idioom in popmuziek redelijk zeldzaam - zeker bij het grote publiek.
Als je een jazzkenner vraagt om de drie bekendste jazz saxofonisten aller tijden te noemen, is er een dikke kans dat zijn naam daarin voorkomt: de inmiddels 89-jarige Sonny Rollins is een fenomeen in de jazzwereld. Zijn tomeloze energie en sterke gevoel voor melodie worden al decennia lang geroemd en hij werkte samen met vele grootheden zoals Miles Davis, Max Roach en Clifford Brown. Hij schreef het inmiddels wereldberoemde St. Thomas - dat zelfs bij niet-jazz fans een belletje doet rinkelen!
Sonny Rollins heeft altijd al grote affiniteit gehad met niet-jazz gerelateerde muziek, waaronder Afro-Cubaanse en Caribische muziek. Dit kwam mede door de invloed van zijn moeder, die opgroeide op St. Thomas, een eiland in de Amerikaanse Maagdeneilanden-groep en vaak calypso’s voor hem zong. Calypso-muziek bestaat uit zeer ritmische melodieën, die van oorsprong veel gezongen werden door slaven uit West-Afrika toen ze in de 18e eeuw naar Trinidad & Tobago werden gehaald. Het ritme van de calypso heeft een zeer dansbare ‘groove’. Zeker naarmate zijn carrière vordert, zie je Sonny Rollins ook steeds vaker dansen tijdens zijn concerten.
Ook Rollins heeft zich vereeuwigd als saxofonist die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan een popnummer. In 1981 speelde hij in de studio een solo op het nummer Waiting on a Friend van The Rolling Stones. Hoe de opname verliep, zegt veel over hoe Sonny Rollins over muziek denkt. In een interview met Mick Jagger zegt hij over de samenwerking met Rollins:
"(...) I said, 'Would you like me to stay out there in the studio?' He said, 'Yeah, you tell me where you want me to play and DANCE the part out.' So I did that. And that's very important: communication in hand, dance, whatever. You don't have to do a whole ballet, but sometimes that movement of the shoulder tells the guy to kick in on the beat."
Op Waiting on a Friend doet Rollins waar hij bekend om stond: met weinig middelen een goede solo neerzetten.
Een popartiest bij wie de jazz invloeden overduidelijk te horen zijn is Stevie Wonder. Los van het feit dat hij naast zanger en pianist ook zeker raad weet met een mondharmonica, en daar de mooiste solo’s op tevoorschijn tovert, steekt hij zijn liefde voor jazz niet onder stoelen of banken. Bij zijn concert op North Sea Jazz Festival in 2010 (aansluitend aan de voor Nederland dramatische WK ontknoping, maar laat ik daar niet te lang bij stil staan), verkondigde hij zijn grote bewondering voor één van John Coltrane’s meest bekende composities, Giant Steps, om deze vervolgens zelf (overigens niet geheel foutloos, maar dat terzijde) te spelen.
Eerder in zijn carrière viel een samenwerking met één van de bekendste jazztrompettisten aller tijden op. Dizzy Gillespie werd gevraagd voor een feature op Stevie Wonders hit ‘Do I Do’. Gillespie gold in de jaren ‘40 als één van de grote vernieuwers in de jazz muziek. Zijn harmonische lagen en ritmische complexiteit zijn van grote invloed geweest op de ontwikkeling van de jazz muziek. Samen met Charlie Parker wordt hij gezien als één van de grondleggers van de bebop.
En dan in 1982 een solo spelen bij popicoon Stevie Wonder. Daar moet wel de kanttekening bij worden gezet dat er twee versies op zijn genomen, eentje mét en eentje zonder de solo van Gillespie. Die tweede (kortere) versie leende zich beter voor radio plays.
Wat opvalt is dat de meeste voorbeelden (*) die we vinden van samenwerkingen tussen jazzen popmuzikanten vooral van vóór 1990 dateren. Inmiddels leven we alweer 30 jaar later, en kunnen we ons afvragen waarom we de laatste decennia niet meer van dit soort samenwerkingen zien? De grootste reden hiervoor lijkt het feit dat er in de popmuziek van vandaag steeds minder ruimte is voor (instrumentale) solo’s, iets wat jazz natuurlijk kenmerkt.
Wat je wel ziet zijn musici die van origine geschoold zijn in een jazz idioom en vervolgens in de band van een popartiest gaan spelen. Zo heeft de vaste pianist van Adèle, Neil Cowley, zijn eigen jazz piano trio en bestond de band die op de laatste plaat van David Bowie speelde enkel uit jazzmusici die zelf ontzettend succesvolle carrières in de jazz scene hebben - waaronder Donny McCaslin op saxofoon en Mark Giuliana op drums. Tegelijkertijd is er ook al een hele tijd een stroming gaande waarin een nieuw genre lijkt te ontstaan die jazz en pop mengt. Denk aan een Jamie Cullum, Norah Jones of meer recent nog: Jacob Collier. Zij hebben jazz (-invloeden) juist weer populairder gemaakt onder pop-luisterend publiek.
Misschien blijft de hamvraag dan toch: wat is nou eigenlijk jazz en wat is nou eigenlijk pop muziek? En naast het feit dat ik mijn vingers echt niet wil branden aan een poging tot het formuleren van een antwoord daarop, denk ik tegelijkertijd dat we die vraag misschien niet eens zouden moeten wíllen beantwoorden en blij moeten zijn dat er zulke prachtige populaire muziek wordt gemaakt, die al sinds het begin van de 20e eeuw bizar mooie ontwikkelingen doormaakt en nooit stil lijkt te staan.
* Voor wie het interessant vindt - een aantal andere te gekke voorbeelden zijn: Ronnie Scott bij The Beatles, Wayne Shorter bij Steely Dan, Phil Woods bij Billie Joel, Chet Baker bij Elvis Costello, Jaco Pastorius bij Joni Mitchell (haar band bestond op gegeven moment o.a. uit Jaco Pastorius (basgitaar), Pat Metheny (gitaar), Michael Brecker (saxofoon) en Don Alias (drums) - allemaal gigantische namen in de jazzwereld, David Sanborn bij David Bowie, Randy Brecker bij Bruce Springsteen of zijn broer Michael Brecker bij Paul Simon. Of wat te denken van het helaas nooit verschenen album van Jimi Hendrix met Paul McCartney en Miles Davis?
(De solo begint bij 2:14.)
(Solo, inclusief aankondiging van Stevie Wonder, begint op 2:30)