Volg BlogSpot:
< VORIG BLOG VOLGEND BLOG >
Naar de index van alle blogs >
In het luxueuze The Stanhope Hotel, gelegen aan het sjieke Fifth Avenue in New York, kon je in de jaren veertig van de vorige eeuw zomaar Charlie Parker, Thelonious Monk, Philly Joe Jones of Miles Davis tegen het lijf lopen. Niet omdat ze daar een suite hadden – daarvoor verdiende je als jazzmuzikant destijds zeker niet genoeg! – maar omdat daar een heuse barones resideerde, met de welluidende naam Kathleen Annie Pannonica de Koenigswarter-Rothschild. Zij werd beschouwd als een beschermvrouwe van de jazz en haar suite in het 16 etages tellende gebouw was een toevluchtsoord voor vele beroemde jazzmusici.
Pannonica was een telg uit de internationaal befaamde Rothschild familie. Toen ze in 1913 te Londen werd geboren, was de Rothschild familie één van de rijkste families ter wereld. Ze groeide op in Waddesdon Manor, een nederig stulpje niet ver van Londen, en trouwde in 1935 met de Franse diplomaat Baron Jules de Koenigswarter, waarmee zij samenwoonde in een al even nederig Frans chateau. Toen zij in 1951 bij hem weg ging en naar New York vertrok – hierbij eveneens haar vijf kinderen achterlatend – werd zij door de Rothschild familie onterfd.
Maar waarom besloot Pannonica eigenlijk haar ogenschijnlijk zeer comfortabele leven achter zich te laten? Daarover doet een zeer romantisch verhaal de ronde. Toen zij in 1948 in New York was en haar vriend en jazzpianist Teddy Wilson bezocht, liet deze haar een opname horen van een toen nog onbekende pianist. Het was een opname van het stuk 'Round Midnight' en Pannonica geloofde haar oren niet. Ze speelde de opname wel twintig keer achter elkaar, zo mooi vond ze het! Sinds dat moment wist ze dat ze deze muzikant móest ontmoeten en dat haar leven niet meer hetzelfde zou zijn.
Die muzikant was niemand minder dan Thelonious Monk en vanaf het moment dat ze elkaar eindelijk ontmoetten, waren ze onafscheidelijk. Zij besloot om Monk's leven en carrière koste wat kost te ondersteunen, zij het door het ter beschikking stellen van haar suite, het geven van geld, het regelen van drugs of het uitlenen van haar lichtblauwe Bentley plus chauffeur. En zo ontstond haar nieuwe leven in New York.
Haar toewijding voor/tot Monk ging zo ver, dat zij een gevangenisstraf en deportatie terug naar Engeland voor hem riskeerde. In 1958 reed zij hem naar een optreden in Maryland. Ze stopten voor een sanitaire stop bij een motel in New Castle, Delaware toen ze staande werden gehouden door de politie; een witte vrouw die samen met een zwarte man reisde was in die tijd zo uniek, dat ze werden opgemerkt. Na een woordenwisseling werd Monk in elkaar geslagen door de politie. Toen ze de auto doorzochten vonden ze een zak marihuana en Nica wist meteen wat de consequenties zouden zijn als Monk naar de gevangenis moest. Dus besloot ze te zeggen dat de drugs van haar waren. Er hing haar een celstraf van 10 jaar boven het hoofd, maar gelukkig werd de zaak geseponeerd vanwege een vormfout: de politieagenten hadden de auto doorzocht zonder haar toestemming.
Al gauw werd zij een veel en graag geziene gast in de vele jazzclubs in New York. Ook organiseerde Nica, zoals ze liefkozend werd genoemd door de meeste muzikanten - jamsessies in haar suite in The Stanhope Hotel, waar de crème de la crème van de New Yorkse jazzwereld acte de présence gaven. Zo werd zij langzaamaan beschouwd als de beschermvrouwe van de jazz.
In 1955 werd Pannonica verzocht The Stanhope Hotel te verlaten, nadat jazz saxofonist Charlie Parker in haar suite overleed. Ze kocht een huis, met uitzicht over de skyline van Manhattan, in Weehawken, New Jersey. Niet veel later trok Thelonious Monk bij haar - en haar collectie van tientallen katten - in. Hij sleet zijn laatste jaren in dit huis, tot hij in 1982 overleed. Pannonica overleed zes jaar later in 1988.
Hoeveel zij voor de jazzwereld betekende, blijkt wel uit de tientallen stukken die aan haar zijn opgedragen, waaronder ‘Pannonica’ van Thelonious Monk, ‘Nica’s Dream van Horace Silver, ‘Inca’ van Barry Harris, ‘Thelonica’ van Tommy Flanagan en Kenny Drew’s ‘Blues for Nica’.
Aan al haar muzikale gasten vroeg zij om drie wensen op te schrijven. Deze wensen - plus een grote collectie zeer unieke polaroids - bewaarde zij in twee leren schriften die pas in 2006 werden gepubliceerd in het boek Three Wishes: An Intimate Look At Jazz Greats. Onder meer grote namen zoals Miles Davis, Dexter Gordon, John Coltrane, Bud Powell, Art Blakey en Barry Harris schreven hun drie wensen op.