Volg de rubriek 'Hoe is het nu met? >
NAAR ALLE BERICHTEN >
Bas van Wieringen studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie Amsterdam. Zijn werken zijn in binnen- en buitenland te zien en zijn onderdeel van privé en museale collecties. Close Up maakte een documentaire over Portrait of the nail behind the canvas van Bas van Wieringen. Deze docu ‘Vieren wat kapot is’, is te zien op de NPO. Bas exposeerde in 2015 in Galerie Pouloeuff.
“Ik was net vader geworden en liep veel met de kinderwagen door Amsterdam. Daar zag ik veel leuke situaties die ik begon te fotograferen. Op een gegeven moment werd het een serie. Die zijn gebundeld in een boek: Moments of situations, destijds te zien bij Pouloeuff.
“Kinderen en kunst gaat niet samen, hoor je vaak. Ik vind dat echt onzin. Toen ik kinderen kreeg dacht ik niet: Oh jee nu kan ik geen kunst meer maken. Tijdens wandelingen met de kinderwagen zag ik juist zulke goeie situaties. Gewoon op straat. De stad wordt mijn studio, besloot ik. Ik hou sowieso van wandelen. Al wandelend kom ik tot ideeën.”
“Ik denk dat de galeriewereld aan verandering toe is. Galeriehouders hebben vaak veel te dure ruimtes op A-locaties en ook deelname aan kunstbeurzen is duur. Het maakt galeries afhankelijk van rijke mensen die het werk kunnen kopen. Om de standaard van deze kopers aan te houden worden er dure etentjes gegeven. Al die kosten kunnen galeries zich eigenlijk niet veroorloven. De rekening komt onder andere bij de kunstenaar terecht die keihard moet werken.”
“Een tijdje geleden deed ik een gedachte-experiment: wat nou als ik stop met het maken van kunst. Dat gaf me zo veel rust. Ik werk nu bij de Openbare Bibliotheek in Amsterdam en één dag per week in m’n atelier. Ik kan nu normaal leven en ik kan de dingen kopen die ik nodig heb. Zoals materiaal om kunst te maken. Ik ben heel content.”
“Ik ben daardoor ook minder gebrand op het najagen van exposities. Het exposeren heeft me altijd enige moeite gekost. Ik vind het namelijk helemaal niet zo heel leuk om bij m’n eigen opening te zijn. (Lachend) En dat is best wel problematisch als kunstenaar. Ik wil gewoon werk maken en dat ophangen. Dan mag iedereen er vervolgens van vinden wat ie wil. Maar ik hoef niet per se de hele avond met iedereen gesprekken te voeren over het werk. Ik vind het vooral lastig dat de kunst vaak zo op een voetstuk wordt geplaatst. Neem het werk serieus maar alsjeblieft niet té. Laten we er vooral ook een beetje om lachen. Op die manier maken we kunst laagdrempeliger én leuker. Want uiteindelijk is het gewoon een zintuigelijke ervaring. Kijk ernaar. Soms vind je het grappig, soms begrijp je er niks van en soms vind je iets heel mooi. Je hoeft niet altijd te weten waarom. Ik vind een boom soms ook heel mooi en weet ook niet altijd waarom.”
Op Portrait of the nail behind the canvas is een betonspijker op een doek van 10 bij 10 cm te zien. Het werd per ongeluk door een museummedewerker overgeschilderd. Later is het gerestaureerd volgens de Japanse kintsugi techniek waarbij een breuk wordt opgevuld wordt met goud. De spijker is nu van bladgoud. In de docu Vieren wat kapot is, dat over het overgeschilderde werk gaat zegt Bas: “Mijn werk wordt niet herkend als kunst.”
“Ik vind dat hilarisch. Dat maakt het leuk. Dat m’n werk in een museum hangt en mensen er nietsvermoedend langslopen. Het is spelen met het heiligdom van een museum. Humor is vaak veel meer dan een grapje. Humor heeft ook met intelligentie te maken. Goeie grappen zijn serieus te nemen. Als je ergens om moet lachen is dat je eerste reactie. Daarna ga je er vaak over nadenken: He verrek, ik moet hier om lachen maar waarom eigenlijk? Die eerste reactie zorgt dat je een connectie maakt met een kunstwerk. Met humor kun je veel bewerkstelligen.”