Volg de rubriek 'Hoe is het nu met? >
NAAR ALLE BERICHTEN >
Beth & Flo zijn beiden opgeleid als klassiek pianist aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag. Tijdens hun studie ontdekten ze dat ze graag samen op het podium staan. In oktober 2020 stonden ze in de finale van het Amsterdams Kleinkunst Festival.
Op weg naar de finale van het Amsterdams Kleinkunst Festival werken afgestudeerde én autodidacte kleinkunstenaars aan hun artistieke én zakelijke ontwikkeling tijdens de Keep an Eye Masterclasses. Ze krijgen les van Raoul Heertje, Hans Sibbel, Herman van Veen, om er maar een paar te noemen.
Tijdens de eerste show 'Niet wat je denkt' vlogen de eigenzinnige en originele composities (gezongen met prachtstemmen!) je om de oren. Beth en Flo zijn maf en absurdistisch, één en al energie en weten hoe je de lachers op je hand krijgt.
Vanaf september 2023 staan ze met hun tweede cabaretprogramma 'Ander Onderwerp' in de theaters.
Elsbet: “De eerste Keep an Eye Masterclass was van Wimie Wilhelm, op Texel. Het materiaal dat we hadden was nog één grote puinzooi, er zat geen enkele samenhang in. Wimie zei: je doet gewoon dit, en dan dit en dan ben je er.”
Claudette: “Als je over van alles twijfelt is het heel fijn als iemand tegen je zegt: ‘Gewoon doen’.”
E: “Wimie dacht natuurlijk ook: die twee moeten vanavond op, dus ze moeten door.” C: “Daarna hebben we nog flink aan de show gesleuteld maar die avond hebben we volgens mij heel lekker gespeeld.”
E: “We kregen ook een masterclass van Vera Mann, dat was echt geweldig. Er gebeurde zo veel die avond in Klein Bellevue. Dat merkte je ook aan de reacties van het publiek.”
C: “Je zag iedereen echt transformeren. Dat is zo leuk om te zien. En blijkbaar gebeurde dat bij ons ook. Vera vroeg ons iets te doen waardoor een poëtisch lied grappig werd. Het publiek ging toen uit z’n dak.”
E: “Je krijgt op weg naar de finale ook masterclasses over de zakelijke kant van het vak. Heel leerzaam. Want ik durf wel te zeggen dat er meer tijd gaat zitten in alles om het creatieve proces heen.”
C: “Eigenlijk hebben we gewoon een kantoorbaan.”
E: “De klassieke muziekwereld zit vol regeltjes: Je móet buigen. Je móet stil zijn. Je móet een herhaling in de muziek wel of niet doen.”
C: “Álles staat in het teken van het zo goed mogelijk uitvoeren van de muziek. Er zijn zelfs pianisten die willen dat de wielen van de vleugel loodrecht onder de poten staan zodat de klank beter is. Dat is de wereld waar we vandaan komen.”
E: “Ik snap het wel, maar daardoor ontstaat er ook veel gespannenheid en dat is echt zonde. Juist die gespannen sfeer leidt mij dus weer heel erg af. Want ja jongens, er gaat wel eens iets mis. Daar hoeven we toch niet zo krampachtig over te doen.”
C: “Daarom vind ik het juist leuk om over dat serieuze gedoe een grap te kunnen maken.”
E: “Vroeger was ik heel erg van: nee dat kan echt niet zo. Dít hoort niet. We zijn nog steeds bezig om die hang naar perfectie los te kunnen laten. Ik kon er zelf vroeger ook niet tegen als de piano niet loodrecht op het podium stond. Maar als je het theatraal bekijkt is het juist veel leuker als mensen je handen kunnen zien.”
C: “Sterker nog: als we nu een klassiek concert spelen dan zetten we de piano ook een beetje schuin.”
C: “Ik denk dat je niet iets moet forceren als je er eigenlijk nog niet aan toe bent. We zijn heel langzaam gegroeid vanuit die concertwereld door af en toe iets uitdagends te doen. Meedoen met het AKF was om te ontdekken of we ons meer zouden kunnen ontwikkelen op het gebied van theater. We hadden nooit het doel om in de finale te komen.”
E: “Onze valkuil is dat we soms te lief zijn. Dat we te vaak voor het compromis gaan. ‘Oh kan dat niet? Nou dan doen we het wel zoals het hoort.”
C: “Terwijl we dan moeten zeggen: Zó willen we het en niet anders. We hebben geleerd dat je best op je strepen mag staan.”
E: “Ik vraag me wel eens af waarom een grap gister wel viel en vandaag niet.”
C: “Het eerste stuk dat we in 'Niet wat je denkt' spelen is een muzikaal grapje, er zit namelijk een bewerking van de vlooienmars in. Dat is altijd een leuke graadmeter voor ons. Dan weet je gelijk of het publiek een beetje los is.”
E: “Het klopt áltijd. Als het publiek dan lacht weten we dat ze bij de andere grappen ook meer zullen lachen.”
C: “Als ze wat stiller waren zeggen we achteraf tegen elkaar: ze waren wel stil hè. Ja maar ze waren al stil bij de vlooienmars. Oh ja inderdaad.”