Iedereen heeft waarschijnlijk wel eens gehoord van het fenomeen jamsessie. Bijeenkomsten waar muzikanten die elkaar niet kennen samen op een podium muziek maken. Een concept dat vele jaren terug gaat en nog altijd met name binnen de jazz-scene erg populair is.
Deze blog zoomt in op jamsessies binnen deze scene. Hoe kan het dat over de hele wereld musici met elkaar kunnen spelen, zonder elkaar ooit eerder gezien te hebben, laat staan gerepeteerd te hebben? Heel leuk dat mensen samen kunnen ‘improviseren’, maar hoe zorg je ervoor dat het goed klinkt en dat er toch enige samenhang is? En wat is het doel van deze jamsessies?
Wat is een jamsessie?
Wie jamsessie opzoekt in het Cambridge Dictionary, leest:
“an informal performance of jazz or rock music that the musicians have not planned or practised”
De Van Dale schrijft:
“gezamenlijke spontane improvisatie van niet regelmatig samen spelende muzikanten”
Over de herkomst van het begrip jamsessie gaan verschillende verhalen. Of de term nou afstamt van een groep muzikanten rond klarinettist Mezz Mezzrow die in een bar genaamd The Three Deuces samen muziek maakten, Mezzrow de bijnaam ‘jelly’ gaven en daar woordspelingen op maakten als hij ging spelen, zoals ‘Jelly’s gonna jam’; of van Bing Crosby die naar verluidt op de eerste en derde tel van de maat zou hebben geklapt – een doodzonde binnen de traditionele jazzmuziek – en daarmee de muziek zou hebben ‘gejamd’ (to jam: iets laten vastlopen); of van Afro-Amerikaanse musici die niet in ‘blanke hotels’ mochten blijven slapen en daarom met een grote groep in een kleine ruimte (to jam: samenpersen) muziek ging maken – jammen lijkt in ieder geval binnen de jazzmuziek zoveel te betekenen als ‘het samen maken van nieuw muzikaal materiaal door creatieve invallen’. Dit ‘improviseren’ is sowieso een vaste kernwaarde binnen de jazz, en jamsessies sluiten daar dus naadloos bij aan.
Eén van de bekendste jamsessies uit de jazzgeschiedenis is die in Minton’s Playhouse in New York in de jaren ‘40 en ‘50. Hier speelden gevestigde namen uit de jazzwereld zoals Lester Young en Ben Webster maar ook (destijds) nieuwe en onbekende musici als Charlie Parker, Thelonious Monk en Dizzy Gillespie – die later zouden worden gezien als enkele van de grondleggers van de bebop stroming. (vlnr: Thelonious Monk, Roy Eldridge, Howard McGee en Teddy Hill).
Terug naar de hedendaagse jamsessies onder jazzmusici
Hoe gaat zoiets nou precies in zijn werk?
Voordat ik die vraag beantwoord, is het belangrijk om te weten wat ‘standards’ zijn. Wat is een standard ? Standards zijn composities die deel uitmaken van het repertoire van jazzmusici over de hele wereld. Het leeuwendeel van die stukken is van Amerikaanse oorsprong, vandaar dat we ook wel spreken over standards afkomstig uit The Great American Songbook. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden is dit geen bestaand fysiek boek (alhoewel er wel uitgevers zijn die onder die titel bladmuziek van deze stukken gebundeld publiceren), maar staat het Great American Songbook meer symbool voor een collectie composities uit Broadway musicals, populaire Tin Pan Alley stukken (de beroemde straat in New York waar begin 20ste eeuw alle muziekuitgevers gevestigd waren), Hollywood musicals en stukken geschreven door jazz muzikanten. Er zijn ook stukken waarvan de oorsprong onbekend is en die we traditionals noemen. Dit kunnen stukken zijn die naar Amerika zijn meegenomen vanuit bijvoorbeeld Ierland of Schotland, of liederen van slaven die hun muziek mee namen uit West-Afrika. De lijst met composities uit het ‘boek’ is daarnaast niet definitief: er worden nog steeds stukken aan toegevoegd.
Voorbeelden van beroemde musical- en film componisten die een grote bijdrage hebben geleverd aan het Songbook zijn mensen als Cole Porter (I’ve Got You Under My Skin), Richard Rodgers (My Favorite Things), Irving Berlin (Cheek to Cheek), George Gershwin (Summertime) en Hoagy Carmichael (Georgia On My Mind). De stukken die zij schreven zijn voornamelijk afkomstig uit de eerste helft van de 20ste eeuw, maar worden tot op heden nog heel veel gespeeld en opgenomen!
Jazzmusici die veel standards hebben toegevoegd zijn bijvoorbeeld Herbie Hancock (Cantaloupe Island), Thelonious Monk (‘Round Midnight), Duke Ellington (In A Sentimental Mood), John Coltrane (Giant Steps) en Dizzy Gillespie (A Night in Tunesia).
Standards: het repertoire van de jamsessie
Jazzmuzikanten gebruiken de composities uit het Songbook om over te improviseren. Laat ik het eens zo makkelijk mogelijk uitleggen. Doorgaans wordt eerst de melodie gespeeld. Deze melodie bestaat in tegenstelling tot in popmuziek niet uit een couplet en refrein, maar meestal uit twee verschillende delen, A en B getiteld. De melodieën hebben vaak een bepaalde lengte en bestaan meestal uit 16 of 32 maten. Die melodieën worden begeleid door akkoorden. En de 16 of 32 maten met die bijbehorende akkoorden, vormen een akkoordenschema. (Volg je het nog?)
Over dit vastliggende schema wordt vervolgens een nieuwe melodie geïmproviseerd. Hier wordt het iets technischer – musici weten (leren) welke noten ze wel of niet op een bepaald akkoord kunnen spelen en maken met behulp van deze kennis ter plekke een nieuwe melodie. Het is dus niet zo dat jazzmusici gewoon hun instrument aan hun mond of handen zetten en maar wat in het wilde weg toeteren of slaan; het stuk vormt voor hen het geraamte waaraan zij hun ideeën kunnen ophangen. Deze schema’s zijn zo bekend, dat sommige musici het stuk herkennen aan de akkoorden, terwijl ze de melodie niet eens gehoord hebben! Deze manier van stukken ‘lenen’ uit musicals of films en er vervolgens ter plekke een andere versie van maken is zeer gangbaar bij jazzmuzikanten. Het wordt al meer dan honderd jaar over de hele wereld gedaan en is ook vandaag de dag nog steeds een belangrijk onderdeel van de jazzwereld!
Hoe wordt bepaald (en vooral door wie) wat je gaat spelen op een jamsessie?
De meeste jazzmuzikanten kennen tussen de 20 en de 100 standards. Dat betekent dat ze de melodie, de akkoorden en de lengte van het ‘schema’ uit hun hoofd kennen. Met deze ‘catalogus’ aan muziek, kun je vervolgens theoretisch aan de andere kant van de wereld met mensen spelen, die je nooit eerder hebt ontmoet! Hoe gaat dat dan precies? Nou, de kans dat jij dezelfde stukken kent als die andere jazzmuzikant is vrij groot. Want hoewel het American Songbook uit duizenden stukken bestaat, zijn er binnen die verzameling stukken ook een paar evergreens die iedereen binnen de jazzwereld wel kent. Je stelt dus niet de meest obscure composities voor, maar probeert een paar van die stukken te noemen, tot je met de andere musici tot een keuze komt. Vervolgens tel je af en ga je samen improviseren op dat stuk! Je speelt dan doorgaans alsnog eerst de ‘normale’ melodie, het stuk zoals het geschreven is, en daarna kan iedere muzikant zijn of haar beurt nemen om overr het akkoordenschema te improviseren.
‘Jazz-aerobics’
Spelen op een jamsessie is een onmisbaar element in jazz. Je leert op een jamsessie hoe je met anderen moet samenspelen, je hoort hoe collega’s een bepaald stuk spelen, je leert repertoire op te bouwen (‘Ken je dat stuk?’ ‘Nee.’ ‘Hm, ken je dat stuk dan?’ ‘Nee, ook niet.’ ‘Hmm, ken je dan…? ‘Nee…’ – de volgende dag leer je meteen al die stukken uit je hoofd, zodat je de volgende keer niet met je mond vol tanden staat!) en je leert in het algemeen hoe je jazz moet spelen! Het is een wezenlijk onderdeel en een goede manier om kilometers te maken als muzikant. Het is als het ware een soort aerobics op je instrument.
Leuk weetje
- Eén specifieke jamsessie in 1937 zou wel eens de belangrijkste jamsessie aller tijden geweest kunnen zijn. Charlie Parker, toen nog een onbekende saxofonist uit Kansas City, ging in zijn thuisstad naar een jamsessie in de Reno Club. Het was een hele speciale jamsessie, want ‘Papa’ Jo Jones, de drummer van het wereldberoemde Count Basie Orchestra, speelde die avond. Parker, die bijna geen ervaring had met jamsessies en improviseren met andere mensen, speelde een solo over I Got Rhythm, maar speelde niet de goede akkoorden en verloor bovendien de tel van de maat. Jo Jones stond op, pakte een bekken van zijn drumstel en gooide die vlak voor de voeten van de 16-jarige Charlie Parker. Het publiek schaterde het uit en het was voor Parker een zeer traumatische ervaring. Maar het was ook een keerpunt in zijn leven – en in de geschiedenis van jazz! Hij nam zich voor om de wereld te laten zien hoe goed hij was, en legde zich fanatiek toe op improvisatie. Toen hij na zijn ‘wederopstanding’ aan het publiek zijn nieuwe muziek toonde, wist het niet wat het hoorde!
Zelf eens een jamsessie van dichtbij bekijken/bezoeken?
Zie hieronder een aantal opties!
Brasserie Nel
Amstelveld 12, Amsterdam
Gecureerd door Daan Herweg
Maandagavond 21:00 – 01:00
Bimhuis Café
Piet Heinkade 1, Amsterdam
Gecureerd door Jasper Blom
Dinsdagavond 22:00 – 01:00
Jazzcafé Dizzy
‘s-Gravendijkwal 127, Rotterdam
Gecureerd door studenten van Codarts
Iedere laatste maandag van de maand
Smederij
Tuinstraat 2, Groningen
Gecureerd door Diederik Idema
Iedere dinsdag