Development for Visual Storytelling is een van de minors die studenten van de opleiding Illustrated & Animated Storytelling kunnen kiezen. In deze minor leren ze hoe ze hun eigen ideeën voor een geanimeerde film of tv-serie kunnen ontwikkelen en pitchen. Studenten moeten solliciteren om deel te kunnen nemen.
Dat academische geneuzel – moet dat nou?
Tijdens de minor Development for Visual Storytelling krijgen studenten gastlessen van prominente figuren uit het animatievak. Hoe groot zijn deze namen?
“Dit zijn professionals die werkten aan series en films waar de studenten mee zijn opgegroeid, de mensen die ze ooit hopen te worden. Zoals Mark Hoffmeier, één van de creatiefste scenarioschrijvers voor geanimeerde TV series uit Los Angeles. Hij schreef mee aan de geanimeerde Spiderman tv-series, Power Rangers en LEGO Marvel Super Heroes – producties waar onze studenten van dromen.
Toen Hoffmeier voor het eerst naar Nederland kwam, leek een massale treinstaking roet in het eten te gooien. We waren bang dat hij voor een lege klas zou staan. Maar iedereen kwam opdagen, met auto’s en taxi’s die ze zelf hadden geregeld, vastberaden om deze kans niet te missen.”
Ook de Nederlandse Edwin Rhemrev zal dit jaar nauw samenwerken met de studenten. Hij ontwerpt sets voor grote animatiefilms waaronder Spongebob, Despicable Me 3, Minions en The Grinch. Een andere bijzondere gast dit jaar is de Brit Chris Rose, tot voor kort Vice President Development bij Nickelodeon.
Studenten kunnen niet zomaar de minor inrollen, ze moeten eerst solliciteren.
“We vragen de experts om een grote gunst: om tijd vrij te maken en naar ons land te komen. Daarom willen we alleen de meest gemotiveerde en ambitieuze studenten. Het werpt zijn vruchten af: gastdocenten zijn vaak zo onder de indruk van het enthousiasme en de werklust van de studenten, dat ze graag terugkomen.”
Studenten animatie kiezen sowieso niet voor de gemakkelijkste weg. De concurrentie is groot, er zijn zo veel mensen die hetzelfde willen.
“Een schrijver die hier gastlessen gaf zei: ‘Je moet zo veel van dit vak houden dat je bereid bent ervoor te ‘lijden’’. Je gaat heel vaak ‘nee’ te horen krijgen. Je gaat aan jezelf twijfelen. Je gaat denken: ‘Kan ik dit wel?’ En juist dan moet je doorzetten.
Het is goed om te beseffen: wat soms lijkt op een ‘overnight succes’ is meestal tien jaar in de maak. Maar heel weinig successen komen ineens uit de lucht vallen. Je moet er hard voor werken en doorzetten en juist dat maakt het zo mooi.”
Accepteren studenten sneller kennis van experts?
Kun je een voorbeeld geven van een waardevolle les die studenten tijdens de masterclass leren?
“Edwin Rhemrev werkte aan de animatiefilm ‘Over the Moon’. Over een dertienjarig meisje dat vastbesloten is om met een zelfgebouwde raket naar de maan te vliegen.
Waar begin je bij zo’n film? In plaats van te wachten op een goddelijke ingeving maakt Edwin het eenvoudig: “Wat heeft een tienjarig meisje tot haar beschikking om een raket te bouwen? Een oude fiets? Een paar potten en pannen? Met die alledaagse voorwerpen uit haar huis gaat ze aan de slag. Zo krijgen studenten praktische handvatten aangereikt die ze direct in hun eigen projecten kunnen toepassen.”
Accepteren studenten sneller kennis van experts in het vak dan van hun docenten?
“Veel docenten komen ook uit het vak. Toch merk je dat als deze gastdocenten iets vertellen wat wij als docenten ook al jaren zeggen, ze opeens overtuigd zijn.”
Zoals?
“Op iedere kunstacademie krijg je ook onderzoeks- en theorielessen. Dat vinden studenten vaak een straf. Dat academische geneuzel – moet dat nou? Gastdocenten leggen uit: onderzoek doe je niet zomaar, het is cruciaal om iets écht goeds te kunnen maken.”
Waar is dat onderzoek eigenlijk voor nodig? Studenten komen toch in een creatief vak terecht?
“In Australië werkte ik aan Figaro Pho, een serie over een jongen met verschillende fobieën. Hoewel het entertainment was, wilden we ook serieuze onderwerpen op een grappige en absurde manier bespreekbaar maken. Een angst waar je om kunt lachen kun je makkelijker relativeren, waardoor je er beter mee kunt omgaan.
Maar voordat we de serie konden maken, gingen er talloze gesprekken aan vooraf met de publieke omroep die de show uitzond. Er werd bijvoorbeeld uitgebreid onderzocht welke fobieën geschikt waren. Want in hoeverre zouden de kinderen de absurditeit ervan begrijpen of niet.
Een ander leuk voorbeeld is Peppa Pig. Wist je dat er een aflevering in Australië niet meer uitgezonden wordt? In die aflevering komt Peppa een spin tegen, waarop haar vader zegt: ‘Oh Peppa, je hoeft niet bang te zijn voor spinnen.’ In Australië zeggen ze juist: ‘Nee, je moet soms WEL bang zijn voor spinnen!’ Dat toont aan hoe belangrijk het is om goed na te denken over wat je aan je publiek laat zien.”
In de minor starten de studenten ook hun eigen mini-animatiestudio, toch?
“Drie keer zelfs! Ze doorlopen twee keer een intensieve cyclus van vijf weken, waarbij ze samen in een team hun idee voor een film of tv-serie ontwikkelen tot een overtuigende pitch. Hiervoor vormen ze elke keer een nieuwe mini-studio. Het is net alsof ze al in de echte beroepspraktijk staan. Iedereen kiest een eigen rol, zoals character designer, set designer, schrijver of creative producer, zodat ze kunnen ontdekken welke functie het beste bij hen past. Na de eerste ronde kunnen ze de tweede cyclus nóg beter aanvliegen, of misschien komen ze erachter dat een andere rol beter bij hen past.”
Volgende ronde gehaald? Dan begint het avontuur echt
En dat moeten ze pitchen.
“Daarna pitchen ze hun idee aan mensen uit de industrie, zoals in een Dragon’s Den. Als ze doorgaan maken ze met hun groep een teaser. Volgende ronde gehaald? Dan begint het avontuur echt. Eén team wint een reis naar het Internationaal Animatie Festival in Annecy. Hier komen de grootste namen in de sector. De studenten kunnen zich een paar dagen helemaal onderdompelen in die wereld.”
Waarom is pitchen zo belangrijk? Spreekt het werk niet voor zich?
“In dit vak moet je altijd anderen enthousiast maken voor je idee: collega’s, werkgevers en productiebedrijven. Op grote animatiemarkten, zoals Kidscreen of het Annecy Festival loop je tussen omroepen, producers en distributeurs. Vaak is het druk, lawaaierig en er zijn veel anderen die hun ideeën willen pitchen.
Als je iemand van Nickelodeon, Cartoon Network of Disney spreekt, heb je maar een paar minuten om uit te leggen waarom juist jouw idee gemaakt moet worden. De animatie is er nog niet, want er is geen geld. En die persoon hoort wel 15 pitches per dag. Jouw pitch moet dus opvallen.”
Geen gemakkelijke opgave.
“De meeste mensen beslissen binnen 45 seconden. Je moet dus snel duidelijk maken waarom jouw film of tv-idee interessant is. Is die persoon overtuigd, dan gaat het door naar een bureau hoger – iemand die nog minder tijd heeft. Wees dus kort en bondig. Leg de kern van je verhaal snel uit: wat maakt dit idee uniek, in vergelijking met de talloze andere ideeën die deze persoon deze week al gehoord heeft?”
We moeten echter blijven dromen en denken aan de toekomst
Wat is de kracht van animatie?
“Met animatie is echt alles mogelijk. Wat je ook maar kunt verzinnen, je kunt het tot leven brengen. Bij live action word je vaak beperkt door dingen als zwaartekracht en fysieke wetten, maar in animatie is de enige grens die van je eigen fantasie.”
Er is wel een limiet aan de budgetten.
“We zijn op de academie ambitieus in het ontwikkelen van ideeën. Maar ik zeg altijd eerlijk tegen studenten: of we die in Nederland kunnen produceren, is nog onzeker.
We moeten echter blijven dromen en denken aan de toekomst. We beginnen dus niet met beperkingen, maar hopen juist dat Nederland deze kan overstijgen.
En dat kan ook: In de veranderende wereld evolueren uitzendmogelijkheden continu. Vroeger hadden we alleen de publieke omroep; nu zijn er talloze streamingsdiensten.
Televisie werd vroeger als minderwaardig gezien, maar opeens konden er geweldige series voor tv gemaakt worden zoals The Sopranos en Six Feet Under. Sinds die tijd zijn dramaseries op TV hot. Waarom kan dat niet met animatie series?”
Er is vast ook veel veranderd sinds jij studeerde.
“Toen ik studeerde stond de animatie-industrie in Nederland nog echt in de kinderschoenen. Er was een Olivier B. Bommel film en dat was het dan ook zo’n beetje. Commercieel werk kreeg destijds op de academie nauwelijks aandacht.
Wat ik miste, waren docenten die benadrukten: ook een film van Disney moet goed gemaakt worden. Maar op de kunstacademie werd Disney niet serieus genomen. Het voelde alsof je op een zolderkamer moest werken aan animaties over zware, serieuze thema’s. Het mocht vooral niet licht of leuk zijn.
Natuurlijk, Hollywood kan soms weinig origineel zijn en ze herhalen succesformules eindeloos. Maar om dat te doorbreken, moet je juist de beste mensen daar naartoe sturen.”
En in Nederland hebben we inmiddels ook goede animatiestudio’s die het groots aanpakken.
“We hebben al een paar fantastische studio’s en ik hoop dat er in de toekomst nog veel meer bij komen. Het is ook belangrijk dat we ons richten op het ontwikkelen van eigen IP (Intellectual Property). Niet alleen inkopen, maar vooral zelf creëren! Kijk maar naar de Nederlandse stop-motionfilm Knor, die inmiddels in vijftig landen is verkocht. En natuurlijk is Nijntje al de hele wereld over gegaan!”
Is er een succesformule voor zo’n internationaal succes?
“Als ik dat wist. Het is zo’n gekke wereld. Soms zie je iets waarvan je denkt: dit gaat het helemaal worden maar dan komt het niet op de broodtrommeltjes terecht – daar waar het echte geld zit. Moet je je voorstellen dat je bij de eerste pitch van Spongebob was. Dan dacht je waarschijnlijk: Wát is dit?! Het is een hartstikke groot succes geworden. Succes is vaak een ongrijpbaar iets.”