Tijdens The Youngsters spelen de jonge, getalenteerde klassieke musici van de Sweelinck Academie (8 t/m 18 jaar) en de jonge talenten van het Junior Jazz College (12 t/m 18 jaar) samen in één orkest. Ze worden daarbij begeleid door een gerenommeerd dirigent én musicus zoals Carel Kraayenhof, Ronald Snijders of Lilian Vieira.
Je moet erop vertrouwen dat ze het wél kunnen!
“The Youngsters was ge-wel-dig! Zo’n bijzondere ervaring. Ik had nooit eerder met zulke jonge mensen gewerkt. Het repertoire dat wij (Nils van Haften en ik) in elkaar hadden gezet was eigenlijk voor het niveau van tweedejaars studenten van het Conservatorium. Ik had er helemaal niet bij stilgestaan dat deze mensen veel jonger waren en nog geen ervaring met Braziliaanse muziek hadden. Maar na de eerste ontmoeting maakte ik me al helemaal geen zorgen meer.”
Want, hoe ging het?
“Ik was zó onder de indruk. Niet normaal. Ik denk dat volwassenen de neiging hebben om dingen voor jonge mensen gemakkelijker te maken. Het zijn kinderen, dus ze zullen het nog niet kunnen, denken we. Maar je moet er juist op vertrouwen dat ze het wél kunnen. En ze konden het!”
En dat terwijl de Braziliaans-Portugese taal moeilijk is.
“Heel lastig, maar dat is ook weer het mooie van deze jongeren: als ze iets niet begrijpen vragen ze het gewoon. ‘Dit is wat ik moet doen? Oké, dan doe ik dat. Ze denken niet te veel na of ze het goed of fout doen. Dus konden we meteen bezig zijn met waar we bezig mee wílden zijn – de muziek. Je begint en ze gaan mee. Heerlijk!”
Verfrissend. Geen gedoe of innerlijke barrières.
“Later heb ik eenzelfde programma gemaakt met volwassenen. Zij hadden er veel meer moeite mee. Ze denken veel te veel na: M’n uitspraak is niet goed. Klopt het wel wat ik aan het doen ben? Kan ik deze muziek, die niet mijn eigen is, wel zingen? Volwassenen zijn zichzelf constant aan het begrenzen.”
Jazz, klassiek, Braziliaans? Muziek is muziek
Deze jonge musici studeren jazz en klassieke muziek – staan die stijlen niet mijlenver van de Braziliaanse muziek af?
“Wij horen misschien jazz, klassiek en Braziliaanse muziek. Maar zij horen gewoon muziek. Er was een klassiek geschoold meisje dat een Braziliaans nummer kreeg van Arthur Verocai ‘Isabel, tchau’. En dat deed ze echt fantastisch. Ik was zo onder de indruk. Het maakt dus niet uit hoe je bent geschoold.”
Als je de taal niet spreekt, kun je dan wel begrijpen waar een nummer over gaat?
“Je hoeft de tekst niet te begrijpen om de sfeer en het ritme te voelen. Daarom begonnen we met dansen – zodat de muziek in je lichaam gaat zitten. En ik vertelde ook de verhalen achter de nummers. Zoals over een jongetje dat werd geboren uit een alleenstaande moeder die werkt voor een gezin in Rio de Janeiro. Als het jongetje een paar maanden oud is overlijdt zijn moeder. De familie adopteert hem en zijn adoptiemoeder (muziekdocente) leert hem alles wat ze kan leren over muziek. Dat jongetje is Milton Nascimento, één van de grootste iconen van de Braziliaanse muziek.”
Achter de glimlach van samba schuilt pijn
Samba is de meest traditionele muziek van Brazilië. Als je de melodie van deze muziek hoort dan denk je dat het alleen maar feestmuziek is.
“Maar als je naar teksten gaat luisteren denk je: hè, dit is helemaal niet zo’n vrolijk nummer. De mooiste muziek komt voort uit wat je niet hebt. Want wat je niet hebt moet je creëren in je hoofd om het daarna te kunnen uiten. Ik ken verhalen van mensen die gered zijn door muziek. In Brazilië maken we muziek niet alleen omdat het leuk is maar ook om onze emotie eruit te gooien. Muziek als overlevingsmiddel.”
Herken je dat zelf ook?
“In een periode dat het niet zo goed ging reageerde ik alles af in de muziek. Nummers die ik schreef doorleefde ik in die tijd helemaal. Iemand in de band vroeg: ‘Hoe gaat het met je Lil? ‘Niet goed’, zei ik. ‘Oh, te gek, dan hebben we een goeie gig vandaag.’ En het klopte. Uit pijn komen de mooiste liedjes.”
Muziek is altijd een groot deel van je leven geweest. Toch duurde het lang voordat je bedacht dat je er ook van zou kunnen leven.
“Ik ben opgegroeid met muziek. Mijn moeder was zangeres. Mijn vader percussionist. In de weekenden was er altijd muziek thuis en hielden we jamsessies met de buren. Een leven zonder muziek kan ik me niet voorstellen, toch had ik nooit gedacht dat het mijn werk zou worden.”
Omdat het er altijd was.
“Precies, het was zo vanzelfsprekend. Het voelde niet als werk. Nog steeds niet, dus soms voel ik me best wel schuldig, haha. Men heeft vaak het idee dat werk zwaar moet zijn. Natuurlijk heeft muziek maken ook zware kanten, maar ik krijg er zo veel voor terug.”
Zingen werd overleven
Wat was het moment dat je ontdekte: ik kan hier mijn werk van maken.
“Ik kwam naar Nederland voor de liefde. Maar ik moest eerst Nederlands leren voordat ik mijn verpleegkundeopleiding, die ik in Brazilië was begonnen, weer kon oppakken. Zingen bleek de makkelijkste manier om geld te verdienen. Er was een Braziliaans café in de Lange Leidsedwarsstraat waar zeven dagen per week muziek gespeeld werd. Ze vroegen me om te komen zingen. Ik had alleen nooit geleerd hoe ik mijn stem moest gebruiken. Ik zong altijd puur intuïtief. Na een jaar van bijna iedere avond van 12 tot 4 uur ‘s nachts zingen in een rokerig café had ik geen stem meer. Ik had mijn stem kapot gezongen en bleek knobbels op mijn stembanden te hebben. Dat was de eerste keer dat ik dacht: oh jee, straks raak ik de muziek kwijt. Pas toen ik niet meer kon zingen kwam ik erachter dat ik echt niet zonder muziek kan.”
Maar toen mocht je niet meer zingen.
“Na een operatie aan mijn stembanden ben ik eerst weer te snel gaan zingen. Na zes weken al. Ik wilde mijn plek in de band niet kwijtraken. Tot iemand in het café naar me toe kwam: ‘Lil, je bent helemaal gek. Je bent een goede zangeres maar je maakt je stem kapot. Straks vraagt niemand nog naar je, je stem is het belangrijkste dat jij hebt!’ Dat was een klap in mijn gezicht. Ik ben meteen weggegaan en nooit meer teruggekomen. Toen wist ik dat ik het serieus moest gaan aanpakken en ben ik naar het Conservatorium gegaan.”
Met The Youngsters speelden jullie Braziliaanse muziek uit de jaren zeventig. Wat maakt die muziek zo mooi?
“In die tijd was Brazilië een dictatuur. Je kon niet zeggen wat je wilde want dat was levensgevaarlijk. Er was censuur op alle muziek. Elk liedje moest, voordat het uitgebracht werd, langs de regering. Mensen moesten dus op een metaforische manier muziek gaan schrijven. Sommige teksten waren zo poëtisch dat die dictators niet doorhadden waar het eigenlijk over ging. Zoals een nummer dat klinkt als een vrolijk kinderliedje. Over een vogeltje dat zingt in een kooi maar veel mooier zou kunnen zingen als-ie vrij zou zijn. Ze hadden niet door dat dit over de onderdrukking ging. Blijkbaar waren die dictators niet zo slim.”
Klassiek met een swing: de magie van Choro
Braziliaanse muziek is een mix van vele stijlen. Er zit zelfs klassieke muziek in verweven.
“Brazilië was een kolonie van Portugal. Portugese en andere Europese immigranten brachten Europese dansmuziek mee uit Europa. Maar het werd in Brazilië vaak gespeeld door mensen uit Afrika en zij integreerden hun eigen ritmes. Die muziek werd ‘Choro’. Een mix van native Braziliaanse ritmes met klassieke elementen zoals polka’s, walsen en mazurka’s. Klassieke muziek maar dan op een dansbare manier, met een heel eigen swing.”
Choro betekent letterlijk ‘huilen’ of ‘klagen’ maar de muziek is meestal vrolijk en energiek.
“Er is een liedje van Elza Soares Ik zal je letterlijk vertalen wat ze zong. ‘Mijn vader is dood, mijn moeder is dood en we hebben honger en we hebben geen plek om te wonen. Daarom zing ik deze verdrietige melodie: lalalala lalalala lalala lalala.”
Is dit omdat ze ondanks alle armoede en ellende denken: ik ben er nog. Ze vieren het leven.
“Precies! We hebben het soms heel slecht maar erger dan dit wordt het niet. Het kan alleen maar beter worden vanaf nu. Dus vieren we dat maar.”