Een dirigent maakt zelf geen geluid.
Als ik daar in m’n eentje sta te zwaaien, gebeurt er niets
Hij is dirigent van het Metropole Orkest en van Jong Metropole. Voor Jochen Neuffer draait dirigeren niet om leiden, maar om luisteren. Om je ego opzijzetten en weten wat je níet weet.
“In sommige klassieke orkesten is de dirigent nog altijd de ‘maestro’ die bepaalt. Maar gelukkig hoor ik bij een andere generatie. Mijn rol is juist om mijn ego opzij te zetten. Om te luisteren. Te verbinden. Ik ben er niet om te zeggen wat de musici moeten doen, dat weten ze allang. Ze hebben dit al zó vaak gedaan.
Zie mij als coach. Als facilitator. Iemand die ook durft te zeggen wat hij níét weet. Ik ben opgeleid als pianist, dus ik weet niet hoe je viool speelt, of trompet. Ik leer voortdurend van de mensen om me heen. Zij zijn de experts van hun instrument. Een dirigent maakt zelf geen geluid. Als ik daar in m’n eentje sta te zwaaien, gebeurt er niets. De muziek komt van het orkest.”
Dirigent, arrangeur en componist Jochen Neuffer (Berlijn) werkt samen met toonaangevende pop- en jazzorkesten over de hele wereld en met artiesten als Gregory Porter, Snarky Puppy, Lisa Fischer, Dee Dee Bridgewater, Jacob Collier en Bryan Ferry. Hij werkt regelmatig met ensembles als het BBC Symphony Orchestra, Metropole Orkest en The Quincy Jones Orchestra. Neuffer staat bekend om zijn cross-over benadering, waarin hij de grenzen tussen klassiek en eigentijds vervaagt. Zijn werk is te horen op grote podia als de BBC Proms, North Sea Jazz Festival, Montreux Jazz Festival en Tomorrowland.
“Soms moet je juist niets doen. Zelfs als iemand een valse noot speelt.”
Als je niet de ‘baas’ bent, wat is dan jouw rol in het orkest?
“Mijn taak is overzicht brengen, voelbaar maken wat er in het orkest gebeurt en al die losse ideeën samensmeden tot één geheel. Want de violist weet niet wat er op de bladmuziek van de trompettist staat en andersom. Ik verbind die werelden. En soms is mijn werk juist: niets doen. Als iemand een foute noot speelt, weet diegene dat zelf als eerste. Ingrijpen zou zijn alsof je een sprinter tijdens de honderd meter vertelt waar hij zijn voeten moet zetten. Dan struikelt hij.
Dus vraag ik me steeds af: wat heeft het orkest van mij nodig? Hebben ze een beat nodig, dan sla ik de beat. Maar zodra de drummer terug is, geef ik het stokje weer over. Is er een probleem, dan help ik het oplossen maar ik kan het niet vóór hen oplossen.”
Lees verder onder de foto

Is je werk anders voor Jong Metropole?
“Ja, best wel! Jong Metropole heeft natuurlijk nog niet de routine die het Metropole Orkest heeft. Wat voor de Metropole-musici vanzelfsprekend is, moeten zij nog ontdekken. Veel van hen hebben nog nooit in een orkest gespeeld, of alleen in een klassiek orkest en dat werkt toch vaak hiërarchischer. Maar juist die vrijheid en eigen verantwoordelijkheid, dát is de Metropole-spirit.
Daarom is het bij Jong Metropole in het begin altijd een beetje chaos. Eerlijk gezegd denk ik bij elke eerste repetitie: oh mijn god, dit programma is te lang, te moeilijk, misschien gaat het deze keer toch niet lukken. En elke keer verrassen de jonge musici me weer. Ze leren razendsnel. Niet zo gek, want ze zijn allemaal super talentvol.”
Tijdens Jong Metropole hebben de musici maar één week om een compleet programma in te studeren. Zou het niet sneller gaan als jij ze gewoon vertelt wat ze moeten doen?
“Waarschijnlijk wel. Maar ik hoop juist dat ze op deze manier voelen dat ze echt iets bijdragen, dat hun rol belangrijk is. Want in sommige secties ben je één van de velen, dan kun je je een nummer voelen.
Daarom probeer ik een kader te maken waarin ze vrijheid ervaren. Ruimte om te ontdekken. Zonder te veel regels, want te veel regels smoren de creativiteit. Altijd. Het is eigenlijk net als met een plant: die groeit alleen als de omstandigheden kloppen.Goede grond, zon, een beetje water. Als dat er is, dan groeit de rest vanzelf. En het is mijn taak om te zorgen dat alles aanwezig is.”
Weten wat je níét weet—en dat hardop durven zeggen
Leer je ook van de musici van Jong Metropole?
“Eigenlijk leer ik bij elk project iets nieuws, van elke repetitie, elke ontmoeting. De meeste Jong Metropole-musici zijn ongeveer half zo oud als ik, maar ik voel me echt één van hen.
Ze kijken zó fris en positief naar de muziekscene, soms misschien wat naïef, maar dat vind ik juist mooi. Dat enthousiasme herken ik, al verandert het met de jaren, als je meer ervaring krijgt. Want met ervaring weet je wat werkt en wat niet.
Het risico is dat je dan te snel denkt: ‘oh, dat weet ik al’. En dan probeer je minder uit. Jong Metropole herinnert me eraan hoe leuk het is om te blijven ontdekken, om met die open blik te spelen. Gewoon te doen, in plaats van te veel na te denken.”
Chris Muller (een van de Jong Metropole-musici) zei: “De dirigent die mij het meest heeft geïnspireerd, is Jochen Neuffer. Net als ik is hij van oorsprong pianist. Hij weet precies hoe je met een jonge groep werkt. De rust die hij uitstraalt, je voelt meteen: hij heeft alles onder controle. Ik dacht toen: dát wil ik later ook kunnen.”
“Oh wauw. Nee hoor, ik heb echt niet altijd alles onder controle. Maar ik probeer wél rust uit te stralen. Kalm blijven zit deels in me. Maar ook: als er iets misgaat, helpt het niet als ik óók in paniek raak. Dus zelfs als ik nog niet weet hoe we iets gaan oplossen, blijf ik geloven dat we er samen uitkomen. Ik hoef niet vijf stappen vooruit te denken, als ik er maar één voor ben. En ja, natuurlijk ben ik ook weleens nerveus. Er gebeurt altijd van alles tegelijk: het is druk, hectisch, soms ronduit chaotisch. Maar juist dán is het mijn taak om iedereen gerust te stellen: het komt goed. Soms heb je gewoon wat positieve energie nodig. En die breng ik graag, om aan te moedigen, juist als het spannend wordt.”
Klassiek + jazz = waarom niet gewoon allebei?
Lees verder onder de foto

Chris Muller zei ook: “Jochen past perfect bij het Metropole Orkest. Met zijn achtergrond in zowel klassiek als jazz begrijpt hij beide werelden door en door.”
“Ik heb die scheiding tussen klassiek en jazz nooit begrepen. Het beperkt je creativiteit. Als iedereen in z’n eigen hokje blijft, ontstaat er nooit iets nieuws. Ik was altijd nieuwsgierig. Er is zóveel moois te ontdekken, zóveel stijlen. Dus toen ik veertien was, begon ik naast klassiek ook jazz te spelen. Mijn klassieke leraar was bang dat het mijn techniek zou verpesten en op het conservatorium nam het jazzdepartement me niet serieus, omdat ik ook klassiek deed.
Kijk, het is geweldig dat we die onderwijssystemen hebben om muziek te leren, maar elk onderwijssysteem werkt binnen zijn eigen regels. C-majeur blijft altijd C-majeur. Maar zie het als je fundament, het grondwerk. Wil je echt iets nieuws maken, dan moet je op een gegeven moment loskomen van die regels. Eerst begrijpen, dan loslaten. Alleen dan kun je groeien.”
Voor klassieke musici is dat misschien nog moeilijker. Zij worden juist hun hele leven getraind om zo precies mogelijk te spelen wat er op hun bladmuziek staat.
“Ik weet het nog goed: tijdens een optreden met een geweldige strijkerssectie voelde ik spanning in de lucht. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik. Ze zeiden: ‘We zijn klassieke spelers, we kunnen niet grooven.’ Ik zei: ‘Natuurlijk kunnen jullie dat. Vertrouw op jezelf. Die grenzen zitten vooral in ons hoofd.’ En weet je wat? Bij het laatste concert speelden ze dansend en groovend. Dat is wat muziek doet: verbinden, niet verdelen. Daarom bestaat die scheidslijn binnen het Jong Metropole gewoon niet.”
Is er iets dat je had willen weten toen je zo oud was als de Jong Metropole-musici nu?
“Waarschijnlijk wel. Maar sommige dingen moet je gewoon zelf meemaken. Dat hoort bij je groei, als mens en als muzikant. Toen wij jong waren, zeiden onze ouders ook: doe dit wel, dat niet. Maar ja, luisterden we daarnaar? Je moet die reis zelf maken, anders stopt je ontwikkeling al snel en valt er niets meer te ontdekken. Ik geniet ervan om elke dag achter de piano te zitten en te schrijven. Een concert is geweldig, het applaus, de energie, het publiek, maar als je het alleen daarvoor doet, heb je de verkeerde motivatie. Dat moment is maar een half procent van de tijd. De rest van de tijd ben je aan het oefenen, componeren, werken aan je volgende stuk. En dát moet zijn wat je het allerliefste doet.
Voor mij is juist dat proces de reden dat je muziek maakt. Die reis heb je nodig om te waarderen wat je hebt: de kansen, de groei, het besef dat je iets hebt geleerd, dat je verder bent gekomen. En dat kan bij Jong Metropole, een orkest dat nergens anders in de wereld bestaat.”

Een dirigent die zelf geen geluid maakt, blijft toch een vreemd fenomeen. Als Jochen Neuffer in zijn eentje staat te zwaaien gebeurt er niets, en juist dáár begint zijn vakmanschap. Want volgens hem draait dirigeren niet om de grootste gebaren, maar om het kleinste: luisteren, vertrouwen en weten wanneer je even helemaal niets moet doen. In een wereld waar de klassieke ‘maestro’ nog weleens de baas wil spelen, kiest Neuffer voor een andere route. Minder ego, meer verbinding. Minder voorschrijven, meer samenwerken. En dat werkt verrassend goed: van wereldpodia tot repetities vol jonge talenten, overal waar hij verschijnt, begint de muziek pas echt te leven.










